De overheid neemt maatregelen om Nederland te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Daarnaast kan verdere opwarming van de aarde beperkt worden door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. Hiervoor zijn nationale en internationale doelen afgesproken. De Rijksoverheid heeft met allerlei partijen afspraken gemaakt over hoe Nederland deze doelen gaat behalen. Dit geheel is vastgelegd in het klimaatakkoord dat op 28 juni 2019 is gepresenteerd.

In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken dat de opwarming van de aarde wordt beperkt tot minder dan twee graden Celsius ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Het streven is om de opwarming beperkt te houden tot anderhalve graad.

Het kabinet heeft met het nationale Klimaatakkoord een centraal doel: het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland met 49 % ten opzichte van 1990. Het kabinet pleit in Europa voor een broeikasgasreductie van 55% in 2030. Mocht een aangescherpte doelstelling in de EU niet haalbaar blijken, dan zal Nederland ernaar streven om met gelijkgestemde Noordwest-Europese landen tot ambitieuzere afspraken te komen dan de door de EU toegewezen landenallocatie. Omdat de uitkomst van de internationale gesprekken nog niet vaststaat, kan de uiteindelijke doelstelling voor 2030 afwijken van de 49% waar het kabinet nu van uitgaat. Een betekenisvolle stap is gezet in de Europese Raad van 20 juni 2019, waarbij een grote meerderheid van de lidstaten klimaatneutraliteit voor 2050 heeft omarmd.

Het centrale doel van het Klimaatakkoord, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen, raakt aan het leven van alledag. De transitie is in de eerste plaats een maatschappelijke transitie. Burgers en bedrijven staan voor een reeks beslissingen die van invloed zijn op hoe we wonen, ons verplaatsen, wat we eten, de producten die we kopen, hoe we ons geld verdienen. Het zijn niet altijd gemakkelijke keuzen, waarbij burgers en bedrijven bovendien op elkaar en op de overheid zijn aangewezen. Een bundeling van daadkracht, investeringen, kennis en kunde is nodig.

Sinds februari 2018 hebben daarom meer dan 100 partijen gewerkt aan een samenhangend pakket aan voorstellen waarmee het CO2-reductiedoel in 2030 gerealiseerd kan worden. Het eindresultaat is het voorliggende Klimaatakkoord. Dit Klimaatakkoord zodoende een pakket aan maatregelen met een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak, dat de actieve steun heeft van zoveel mogelijk bijdragende partijen en waarmee het politieke reductiedoel van 49% in 2030 wordt gerealiseerd.

Bio-energie noodzaak

Bio-energie is noodzaak volgens Klimaatakkoord. Moet het uiteraard wel duurzaam zijn. En hiervoor gaan partijen werken aan goede afspraken. Het kabinet is ervan overtuigd dat de inzet van biomassa nu en richting 2030 en 2050 noodzakelijk is voor de verduurzaming van de economie en het realiseren van de klimaatopgave. Uitgangspunt is dat alleen duurzame biomassa werkelijk hieraan bijdraagt en dat duurzame biomassa op mondiaal niveau op termijn schaars zal zijn.

Het is de bedoeling dat de strenge duurzaamheidscriteria niet alleen voor energie gelden, maar ook voor andere toepassingen van biomassa. Ook zullen partijen zich sterk inzetten voor vergroting van het binnenlandse en buitenlandse aanbod van duurzame biomassa, door middel van initiatieven die bijdragen aan: a. verduurzaming van bestaande biomassastromen; b. verwaarding van onbenut biomassapotentieel; c. vergroting van de productie van duurzame biomassa, en d. ontwikkeling van nieuwe vormen van biomassaproductie. Er zal een routekaart worden ontwikkeld voor verdubbeling van het nationale aanbod.  Kennisontwikkeling en innovatie maken hiervan onderdeel uit.

In de periode tot 2030 kan biomassa voor meerdere toepassingen dienen als transitiebrandstof. Dit komt tot uitdrukking in de voorstellen voor extra inzet van duurzame biomassa in de sectoren. Voor de langere termijn is het streven van partijen om duurzame biomassa in te zetten voor hoogwaardige toepassingen in de economische sectoren waar weinig alternatieven zijn, bijvoorbeeld als grondstof in de industrie en als brandstof in zware voertuigen en de lucht- en scheepvaart.

Partijen aan de Industrietafel zullen afspraken maken om de inzet van biomassa voor materialen en chemie te bevorderen, op termijn zou alleen alleen gecascadeerde biomassa ingezet mogen worden voor energie. Tenslotte zullen de partijen een plan maken om meer CO2 af te vangen bij hun installaties.

Waar de toepassing van biomassa voor energie leidt tot een verslechterde luchtkwaliteit en waar dit mogelijk is, wil het kabinet de luchtkwaliteitsemissienormen aanscherpen voor kleine installaties vanaf 2022 (m.n. NOx en fijnstof). Het kabinet zal daarnaast als onderdeel van de evaluatie van de ISDE in 2019 kritisch kijken naar de wenselijkheid van verdere stimulering van kleinschalige verbranding van biomassa (pelletkachels en installaties <0,5 MW).

Afgesproken is verder dat de inzet van biomassa voor de verduurzaming van de warmtevoorziening in de gebouwde omgeving zo spaarzaam mogelijk dient te zijn. Er zal worden bekeken hoe dat het beste bereikt kan worden.

Zie verder op Klimaatakkoord 28 juni 2019 D2 Biomassa